zaterdag 22 december 2012

TANTE BEA

Het was in de tijd dat mijn vader ziek was dat ze er opeens aan kwam fietsen.


Haar man en mijn vader kenden elkaar. En dus kenden zij en mijn moeder elkaar ook. Vaagjes. Ze kwam om te kijken of ze iets voor ons kon doen. Omdat de situatie bij ons thuis zo lastig en moeilijk was. Het bleek te klikken tussen haar en mijn moeder. En dus besloot ze om vaker langs te komen.

Geregeld als ik uit school kwam zat ze daar. Aan de eetkamertafel met mijn moeder te kletsen. Over het leven. Over mensen en hun eigenaardigheden. Maar ook over ditjes en datjes. Steeds vaker kwam ze en omdat ze een stuk ouder dan mijn moeder was, had ze mijn oma kunnen zijn. Ze werd een soort surrogaatoma. Hoewel ik toen nog een echte oma had die eigenlijk door niemand vervangen kon worden.

Toen mijn vader overleed was ze er, maar niet overdreven aanwezig. Ze nam mij en mijn broers een middag mee uit, zodat mijn moeder even tijd voor haarzelf had in de hectische periode. Ze was er, zoals niemand er in die tijd was. En dat zonder ermee te koop te lopen. Toen een buurvrouw van ons met ons meeging om schoenen te halen voor de begrafenis, moest ze tegen mensen die we tegenkwamen in het dorp even vertellen wat ze voor ons deed. Om maar van 'de mensen' te horen hoe nobel het was wat ze deed. Tante Bea niet. Die deed wat ze kon en wat ze dacht dat ze moest doen. Zonder ermee te koop te lopen. Zoals het hoorde.

Maar ook na deze periode bleef ze komen. Vaak nam ze zelf een pak koekjes mee, omdat ze de koeken die mijn moeder thuis had te groot vond. Ze leerde me borduren en naaide kleren voor ons. Ze maakte kussentjes voor het nieuwe stoeltje in mijn nieuwe kamertje en toen ik naar de middelbare school ging kreeg ik een warmhoudhoes voor een theepot. Die zou ik vast wel nodig hebben als ik 's middags uit school aan mijn huiswerk zou zitten. Ze werd zelf oma en nam geregeld haar kleinkinderen mee naar ons als ze een oppasdag had. Ze vertelde verhalen over dingen die ze had meegemaakt. Geregeld ging ze in de zomer samen met mijn moeder fietsen en onbewust is ze in de jaren dat ze bij ons kwam veel voor ons gaan betekenen.

Dit schreef mijn moeder ook op het kaartje dat ze namens ons alle vier naar haar stuurde. Een paar weken geleden, toen ze nog leefde. Het ging al maanden heel slecht met haar door de kanker die ze sinds juni 2011 had en op deze manier konden we haar laten weten wat ze voor ons betekend had. Ze was ontroerd en twee weken geleden belde ze mijn moeder. De verpleegkundige had gezegd dat ze moest beginnen met afscheid nemen van haar dierbaren. Want het einde naderde nu écht.

Zelf heb ik haar in oktober voor het laatst gezien. Ze lag in het ziekenhuis en takelde steeds verder af. Hoe een gezonde, vitale vrouw zo opgevreten kan worden door de kankercellen die in haar lichaam wroetten. Bizar dat het kan. En bizar dat we al die tijd wisten dat ze de strijd tegen deze kutkanker zou verliezen en ze het toch zo lang heeft volgehouden doordat ze alles op alles stelde om het zo lang mogelijk te rekken. Toen ik wegging gaf ik haar een dikke knuffel en een kus. Iets wat ik nog nooit eerder had gedaan. Ik wist dat ik haar nooit meer zou zien toen ik het ziekenhuis uit liep. Ik had alles gezegd en gedaan. Geen enkel bezoek daarna had nog iets kunnen toevoegen.

Telkens als de afgelopen weken de telefoon ging, was ik bang dat het mijn moeder was om te vertellen dat het voorbij was. Maar dat gebeurde steeds niet. Ik reed de afgelopen tijd geregeld 's avonds langs haar huis om te gaan klussen in het nieuwe huis van mijn broertje. Of dat nou toevallig was of misschien dat het zo moest zijn. Want daarvoor reed ik nóóit door haar straat. In mezelf groette ik haar dan, hopend dat ze het zou horen. Of voelen. Zodat ze zou weten dat ik écht wel aan haar dacht, ondanks dat ik niet meer bij haar kwam. Maar ik zei het tegen de twee lampjes voor het raam die altijd brandden. Het enige dat ik kon zien als ik naar binnen keek.

Vorige week woensdag brandde er veel meer licht dan alleen die twee lampjes. En er stonden auto's op het oprit. Ik dacht op het moment dat ik er langs reed dat het bad news was. Maar dat bleek dan toch weer niet zo te zijn.

Afgelopen weekend gingen we een weekend weg ter ere van mijn moeders zestigste verjaardag. Toen we maandags thuiskwamen had mam vijf gemiste oproepen. Die zaterdagavond was ze om kwart voor twaalf overleden.

Van de week reed ik weer 's avonds langs het huis. Het zag er net zo uit als anders. Maar ik wist dat het niet wás zoals anders. Tante Bea was er namelijk niet meer. Het bed waar ze al die weken in heeft gelegen was leeg. Tante Bea was dood. Is dood. Maar de lampjes voor het raam branden nog steeds.

woensdag 12 december 2012

KERSTPALM

Vorig jaar had ik er ook geen. Een kerstboom. Ja, een kleintje. Die stond nog compleet met lichtjes en ballen op zolder en die kon ik dus zo halverwege december in de woonkamer pleuren. Geen omkijken naar.

De jaren ervoor had ik wel een boom. Een nepperd, dat dan weer wel. Maar wel een grote en met een witte fleecedeken eronder leek het net of de boom in de sneeuw stond. Gaaf, vond ik het. Vooral omdat we twee jaar hier thuis kerst hebben gevierd. Dan kan zo'n boom niet ontbreken natuurlijk.

Maar dit jaar had ik er geen zin in. Om het gevaarte van zolder te halen, al die ballen er weer in te hangen en te stoeien met de lichtjes, die nooit meteen goed 'zitten'. Bovendien heb ik een palmpje staan op de plek waar de kerstboom zou moeten komen (of beter gezegd: waar ie voorgaande jaren heeft gestaan) en ik zou niet weten waar ik deze dan weer kwijt moest. En dus kwam ik opeens op een idee.

Ik zou de palm versieren met lampjes en ballen!

Ik liep naar boven - niet in het allerrapste tempo, want ik was nog herstellende van een goeie griep die me de afgelopen dagen heeft geveld - en haalde lampjes en een paar dozen met ballen naar beneden. Ook vond ik nog een slinger met sterretjes en besloot dat deze ook bést in het palmpie konden.

Zo gezegd, zo gedaan. Lampjes en slingers in de plant, de ballen eronder in de pot. Helemaal af. Helemaal kerst. Niets meer aan doen. Mijn vriendinnen vinden het allemaal niet kunnen, maar zij hebben lekker pech. In januari zijn ze weer welkom bij mij thuis.


Zeg nou zelf! Zelfs op Curaçao heb ik in al die jaren niet zo'n tropische kerstboom gehad!