zondag 3 juni 2012

LIFTER

Nog voordat ik die avond om kwart over zeven van werk naar huis reed wist ik al dat ik moest tanken.


Dat moet ik wel vaker op vrijdagavond. Meestal stop ik bij het BP station bij Muiden net voorbij Amsterdam langs de A1. Die avond besloot ik dat ook te doen. Toen ik klaar was met tanken en de winkel inliep op te betalen, stond de jongeman in de deuropening met een cappuccino in zijn handen. Ik liep langs hem heen, ging betalen en toen ik terug liep zag ik dat hij naar me keek. Toen ik hem voorbij wilde lopen, sprak hij me opeens aan.
"Sorry," zei hij, zijn bekertje nog steeds in zijn handen. "Mag ik vragen waar u naar toe gaat?"
Ik keek hem vragend aan.
"Hoezo?"
"Nou... ik zoek een lift. Richting het oosten."
Ik knikte en realiseerde me dat ik ook richting het oosten moest. Want hoe vaak en hoe lang ik ook al roep dat ik wel weer eens wat anders dan Denekamp wil, ik woon er nog steeds.
"Waar moet je precies zijn dan?" vroeg ik.
De jongeman pakte een kaart tevoorschijn uit zijn broekzak en vouwde hem open.
"Ik ben op weg naar Polen," antwoordde hij, "en ik moet langs Apeldoorn, Deventer en Hengelo."
Hij wees op zijn kaart naar de route die hij er op getekend had. Heel de A1 af en daarna nog verder. Exact dezelfde route die ik al drie maanden elke vrijdagavond rij.
De jongeman keek me aan en vroeg me nogmaals waar ik naar toe ging.
Ik raakte eventjes lichtelijk in paniek. Erg happig op een lifter was ik niet, maar mijn onvermogen om ‘nee’ te kunnen zeggen, deed me twijfelen. Bovendien laaide mijn gevoel voor avontuur op en iets in me zei dat deze knaap best te vertrouwen was.
“Tja,” zei ik tenslotte. “Ik moet ook naar het oosten. En ik kom heel toevallig langs alle plaatsen die jij net aanwees.”
De ogen van de jongeman werden groot.
“Echt? Zou ik dan alstublieft mogen meerijden?”
Ik wilde ‘ja’ zeggen, maar er schoten toch nog weer twijfels door mijn hoofd.
Wat als hij een misdadiger was?
Wat als ik vanavond, notabene op de avond van de dodenherdenking - het was 4 mei -, door hem vermoord ging worden?
Nee, niet doen, dacht ik.
Maar dan moet ik 'nee' zeggen.
Ik kan geen 'nee' zeggen.
Ik keek nog weer eens naar de jongeman.
Ik las hoop in zijn ogen. Ik merkte dat ik benieuwd was naar zijn verhaal en wat hij in godsnaam in Polen ging doen.
Ik kon geen 'nee' zeggen.
En dus zei ik 'ja.'
"Kom maar op!" zei ik tegen hem.
"Echt???" vroeg hij vol blijdschap. Hij klapte nog net niet in zijn handen.
Ik knikte en begon te lopen naar mijn auto. De jongeman gooide zijn bekertje weg en pakte zijn tas van de grond.
"Is dat alles wat je bij je hebt?" vroeg ik hem.
Hij knikte.
"Meer heb ik niet nodig."

In de auto stak hij zijn hand naar me uit.
“Ik ben Sjoerd,” zei hij.
“Kim,” antwoordde ik, terwijl ik schakelde en het gaspedaal intrapte.
Nadat ik hem vroeg wat hij in Polen ging doen, vertelde hij dat hij vrienden ging bezoeken, die hij in Barcelona had ontmoet tijdens een fietsvakantie. Hij woonde in Amsterdam, waar hij studeerde en hij maakte mijn hele dag goed toen hij me nog net geen dertig schatte (want hij zat helemaal goed!).
Ik vertelde hem op mijn beurt over mijn leventje en wat ik allemaal al gedaan had. Hij vond het ’gaaf’ dat ik op Curaçao had gewoond en het leek hem ook een uitdaging om in de detachering te werken, alleen dan niet in het bankwezen (want dat was natuurlijk veel te saai voor een avonturier als hij).
Om acht uur waren we samen twee minuten stil om de doden te herdenken en voor we het wisten waren we een uur verder en bij het laatste tankstation dat hij op zijn kaart had aangekruist aangekomen.
“Ik ga je hier er uit gooien,” zei ik tegen hem.
Hij lachte, pakte zijn tas van de achterbank en stapte uit.
“Bedankt Kim. Ik vond het echt heel gezellig. En dat zeg ik niet omdat ik dat nu hoor te zeggen, maar dat zeg ik omdat dat echt meen.”
Ik keek hem aan en realiseerde me dat ik het met hem eens was. Ik zei tegen hem dat ik hoopte dat hij gauw en veilig in Warschau aan zou komen.
Hij gooide het portier dicht, waarop ik mijn gaspedaal weer intrapte. Ik reed van hem weg. De avond in. Weg van deze vreemdeling uit Amsterdam die Sjoerd heette en onderweg was naar Polen en er nooit achterkomend of hij ooit zijn eindbestemming zou halen.