zondag 7 september 2014

EN OPEENS IS ZE ER...

Ik hoor een geluid. Is dat nou mijn telefoon?

Ik schrik en ben in een seconde klaarwakker. Ik pak mijn telefoon van mijn bedtafeltje en verwacht dat het mijn moeder is. Mijn moedertje die ons laatst allemaal midden in de nacht heeft geprobeerd te bellen omdat ze buikpijn had. Dit is nu vast weer het geval. Ik kijk op mijn telefoon en zie een foto van mijn broer op het display. Ik concludeer dat hij mij aan het bellen is. Niet mijn moeder. Ik kijk op de klok en zie dat het tien voor half zeven is. Wat moet hij nou weer? vraag ik me af. Mij bellen nog voordat de wekker gaat? En opeens komt het binnen.

De baby!!!

Ik neem op. Verschrikt.
"Hoi tante Kim!" klinkt een triomfantelijke stem aan de andere kant van de lijn.
Tante Kim? denk ik. Dat ben ik!
"Echt?" roep ik uitgelaten. "Is ze er al? Ze is veel te vroeg!!"

Ze is er al. Ruim twee weken voor de uitgerekende datum is ze er al. De dochter van mijn broer en schoonzus. Helemaal gezond ter wereld gekomen, Nog geen anderhalf uur geleden. Er gaat van alles door mij heen. Vreugde, verbazing, blijdschap en opluchting. Vooral opluchting. Want ik was toch wel gespannen de afgelopen weken toen die ene datum steeds dichterbij kwam. Gelukkig is het voorbij. En gelukkig is alles goed. Zowel met moeder als dochter. En met vader natuurlijk.


's Middags pas ga ik er naar toe. Naar het ziekenhuis. Want er moet eerst gewerkt worden. Ze is volmaakt. Perfect. Zo klein. Zo ontzettend klein. Ze is net een popje. Ze slaapt. Even drinkt ze bij haar moeder, maar al snel slaapt ze verder. Wakker worden doet ze niet. Af en toe beweegt ze. Een armpje dat beweegt, haar lipjes die zich tuiten. Vier uur lang blijf ik. Elke keer kijk ik naar haar en verwonder ik me erover hoe mooi en volmaakt ze is. Ze lijkt op haar moeder, maar even later lijkt ze op haar vader. Een mengelmoesje.

Ze is een wonder. Zo is ze er niet en was ze er nooit. En zo is ze er opeens en lijkt het alsof ze er altijd was. Ze is opeens een van ons. Hoe klein ze ook is en hoe weinig we haar eigenlijk nog kennen. Ze hoort er meteen helemaal bij.

Die nacht slaap ik als een roos. Ik droom over niets. Niet over tien kleine teentjes of tien kleine vingertjes. Niet over een klein hoofdje of een wipneusje. Ik droom niet over haar. Ik ben te moe. Ik slaap alleen maar.