Posts tonen met het label EUROPA. Alle posts tonen
Posts tonen met het label EUROPA. Alle posts tonen

dinsdag 7 juli 2015

BOURGONDISCH BRUGGE

Of bijzonder Brugge. Bizar Brugge? Nee. Beeldschoon Brugge. Bezienswaardig Brugge. Bewonderenswaardig Brugge. Belachelijk Brugge.


Belachelijk? Ja, belachelijk! Belachelijk dat ik zo onwetend was over zo'n prachtige stad als Brugge. Dat ik er eigenlijk best wel onvoorbereid naar toe ging. Vorige week. In mijn uppie in mijn C1'tje. Over de Nederlandse snelwegen met Concert at Sea op de radio en zodra ik de grens over was, was het een live-verslag van Rock Werchter dat door mijn speakers schalmde. Belachelijk dat ik er ter plekke pas achter kwam hoe mooi het er is. Dat de binnenstad op de Werelderfgoedlijst van Unesco staat, dat had ik wel gelezen, een paar dagen van tevoren. Dus ik verwachtte wel iets. Maar dat het daadwerkelijk zó mooi zou zijn. Nee, dat wist ik niet.

In mei was ik in Rome. Lees hier. Ik schreef dat Rome een openluchtmuseum is. Niets aan gelogen. Maar toen was ik duidelijk nog niet in Brugge geweest. Waar het in Rome stikte van de toeristen, die eigenlijk het straatbeeld een beetje verpestten, viel dat in Brugge reuze mee. Ik hoorde veel Frans, Duits en natuurlijk Spaans op straat, maar het stikte er niet van. Van de toeristen. Sommige straten waren zelfs leeg!

Oude bruggen, kronkelende straatjes, authentieke pleintjes. Terrasjes, de Belfort van Brugge aan de Grote Markt, waar ik geen tijd genoeg voor had om te beklimmen. Het provinciaal hof aan diezelfde Grote Markt en dan die gekleurde gevels, tegenover de Belfort waar een hitsige ober, die me met u aansprak, een poging waagde. Een rommelmarkt, lekkere mosselen, een goeie wafel en een echt Brugs biertje. Wandelen, struinen. Chocoladewinkeltjes, souvenirwinkeltjes en ook gewoon een drukke winkelstraat op zaterdagmiddag. Mango, Zara, H&M, Steps. Je kent het wel. En dan mijn uitermate getrainde oriëntatievermogen dat me zo weer terug naar mijn budgethotel bracht. Via een weggetje door het park, zo weer terug bij de plek waar ik sliep.

Ik was er maar 24 uur. Veel te kort. Waarom zo kort? Het was een opdracht. Een mystery opdracht. Veel kan ik er niet over vertellen, maar het hotel waar ik verbleef en ook echt wel even door heb gebracht heeft van mij een beoordeling ontvangen. Goed, slecht, matig? Het maakt niet uit. Al was het bagger geweest. Ik had Brugge niet willen missen. Het is er práchtig!

woensdag 20 mei 2015

ROME!

Ik was al eens eerder in Rome.


Niet heel lang, maar ik was er wel. Op doorreis. Toen ik in 2008 na jaren Curaçao en een paar maanden Argentinië terugkwam in Nederland. Om weer in Nederland te gaan wonen. Ik was pas 25 en had al een heel leven achter de rug. Ik wilde weg uit Argentinië. Ik wilde terug naar Nederland. Het werd lente in Nederland. Ik verlangde zó naar Nederland en de Hollandse lente. Het gras dat groener zou worden, de vogels die zouden fluiten. Ik moest het al járen missen, al jaren verlangde ik naar Nederland. Terug naar Nederland. Zoals een nicotineverslaafde naar een sigaret kan verlangen, zoals een atleet verlangt naar water na een sportwedstrijd. Dus ik ging. Zomaar. Ik boekte een ticket naar Rome in de veronderstelling dat ik dan dichterbij Nederland was, omdat er geen rechtstreekse vluchten gingen van Buenos Aires naar Amsterdam. In Rome zou ik wel verder zien.

Ik schreef er hier over. Ja, toen schreef ik ook al. Over dat ik het Colosseum was gepasseerd. Dat herinner ik me nog goed. En hier. Nog voordat ik vertrok uit Argentinië. En hier. Toen ik inmiddels net in Nederland aan was gekomen. Toen had ik nog een relatie. Was ik nog samen met mijn ex. Ik kan het me eigenlijk niet meer voorstellen. Om met iemand te zijn. Om samen dingen te doen. Mijn leven in mijn uppie is heerlijk, zalig zelfs. Al die vrijheid, het is pure luxe. Misschien verlangde ik daar al die tijd nog wel een meeste naar.

En die vrijheid, die zorgt er nu voor dat ik kan doen en laten wat ik wil. Dat ik kan gaan en staan waar ik wil. En afgelopen weekend was dat in... Rome!


Samen met vriendin M. Met wie ik sinds 2011 (bijna) elk jaar een Europese citytrip maak. Eerst naar Berlijn, toen naar Parijs, Barcelona in 2013 en 2014 hebben we overgeslagen. Dit jaar dus Rome en toen we in Rome waren, zwijmelden al over de trip die volgend jaar zou plaatsvinden. Istanbul? Praag? Lissabon? Jemig, er is nog zoveel te zien en te beleven. Iedere stad heeft zijn eigen charme en eigen karakter. En Rome is hier wel een uitblinker in.

"Rome is een groot openluchtmuseum." Ik hoorde het verschillende mensen zeggen voordat we gingen. Mensen die er al eens waren geweest en onder de indruk raakten van de imposante bouwwerken. Een stad gebouwd op pure historie. Alles wat er vandaag de dag bestaat, stamt af uit de oudheid. Uit de geschiedenis. En hoe verschrikkelijk ik het vak geschiedenis vroeger op school vond, zo interessant vind ik het nu.

Ronddwalen in vervlogen tijden en ondertussen belaagd worden door mannetjes die een selfiestick aan je willen verkopen. Hoe tegenstrijdig. Langs eeuwenoude gebouwen struinen om daarna op een hip terras een overheerlijk cappuccino te drinken. Of een wijntje. Het een nog indrukwekkender dan het ander. De Spaanse Trappen op Piazza di Spagna met de Fontana della Barcaccia. De Trevifontijn aan het Piazza di Trevi die helaas in de steigers stond. De gebouwen, de vele pleinen. Natuurlijk het Vaticaan in de kleinste staat ter wereld. De Sixtijnse kapel met de beroemde schilderingen van Michelangelo. Het Sint Pieterplein waar helaas geen paus te spotten viel. En uiteraard het Colosseum. Het eeuwenoude amfitheater wat door de eeuwen heen overeind is blijven staan en nooit is verzakt. Bizar. En indrukwekkend.


Het was te kort. Door vertragingen tijdens het reizen kwamen we laat aan en verloren we tijd in de stad. Uiteindelijk waren we er maar twee dagen, waarvan de tweede dag snikheet was. En het was er druk. Afgeladen. Overal. Voor je rust hoef je niet naar Rome te gaan. Maar voor de ervaring wel. Het was de moeite dubbel en dwars waard.


Het is er prachtig.

vrijdag 3 april 2015

LA SEMANA SANTA

Zondags in Sevilla zagen mam en ik hem voor het eerst.

Een processie. Ik had er al over gelezen en de dagen ervoor had ik al gezien dat de stad werd klaargemaakt voor de optocht, maar ik kon me er niets bij voorstellen totdat ik daadwerkelijk zag wat het was.

Rechtstreeks vanuit de bus, na eerst een verdiende café con leche, na een zeer enerverende ochtend, midden op de middag liepen we de stad in. Het zag zwart van de mensen op de Avenida de La Constitución, nog niet eens ten hoogte van de kathedraal. Muzikanten stonden al klaar. Zittend op paarden.
"Vandoar dat den kearl in de bus nen trompet bie zich had", zei mam, zoals alleen zij dat kan zeggen.
Ik knikte.
Het was ons in de bus ook opgevallen dat iedereen zo ongelooflijk mooi gekleed was.
"Zo'n jurk trekt wie an noar nen brulft," zei mam eerder al, tijdens de café con leche, toen er een vrouw langsliep in een prachtige blauw met wit gestreepte jurk.
Ik was het met haar eens, het was een jurk voor een bruiloft en voelde me zwaar underdressed met mijn flufbroek en havaianas.


Waar al die mensen toch naar toe gingen, vroegen we ons af. Of ze überhaupt wel echt ergens heen gingen. Of dat ze gewoon kwamen om te lopen. Om te aanschouwen. Om erbij te zijn. Misschien wel om gezien te worden. Terrassen zaten bomvol. De muziek begon, precies op het moment dat we ten hoogte van de paarden liepen. In wit geklede mensen erachter. Gemaskerd. Een kwelling in deze warmte. Met een puntmuts. Volwassenen en kinderen. Van alles.


Ik dromde me door de mensenmassa. Ik wilde zien wat er gebeurde. En foto's maken. De stoet stopte even en ik maakte een foto van twee meisjes. Ze posseerden graag. De stoet ging verder. Ik maakte nog wat foto's. We dachten allebei dat dit het was. Bij een Mexicaan aten we fajita's, terwijl we het gebonk van de trommels bleven horen. Het was nog niet afgelopen. Toen we weer buiten stonden, was de stoet weg. We liepen. Van het ene terras naar het andere. Nergens werden we geholpen. Alsof we onzichtbaar waren. Het was gewoon te druk. Verderop aan de Calle San Fernando werden we eindelijk geholpen. We bleven even zitten.
 


Terug aan de Avenida de La Constitución, we waren eigenlijk op weg terug naar het hotel, stopten we weer even. Mensen zaten en stonden langs de kant van de weg. Jongens met Justin Bieber-looks, meisjes in hippe topjes, mannen in pak en vrouwen in de mooiste rokken en jurken.

"Er komt vast nog een optocht," zei ik tegen mam. Het gedreun van de trommels klonk in de verte. We besloten richting het geluid te lopen. Ik pakte mam bij haar hand en we zagen nog net hoe een beeld van Maria boven de mensenmassa uitstak en voortbewoog door een smalle steeg richting een andere steeg. Of plein. Ik wist het niet, want ik kon het niet zien. De muziek was prachtig, vond ook mam. Nog net zagen we een aantal puntjes van de puntmutsen boven alles uitkomen. We liepen terug. Het was mooi geweest.


Maandags - ik had mam veilig op het vliegveld afgezet om terug naar Nederland te gaan en ik was dus alleen - kwam ik aan in Córdoba. 's Avonds rond een uur of acht. Het was nog licht. Toen ik de stad inreed zag ik de Mezquita al boven alles uittorenen. Daar moet ik zijn, dacht ik. Daar is mijn hostel. Ik reed zoals de TomTom me aangaf, maar kon niet alle straten in. Afijn, mijn vorige blog vertelt hier alles al over. Ik vond uiteindelijk een hotel langs een van de Avenida's, want mijn geboekte hostel in de stad was echt een no-go. Ik ging die avond de stad niet meer in. Was allang blij dat ik een douche en een bed had gevonden. Pas de volgende dag bewonderde ik het centrum en toen ik aan het einde van de middag terugliep naar het hotel om te vertrekken naar Granada, zag ik een aantal jongens lopen met rare dingen op hun hoofd. Ook in zwart geklede vrouwen liepen me haast omver. Ze hadden duidelijk haast en waren duidelijk onderweg naar iets. Langs de kant van de weg zaten alweer mensen. Ik moest maken dat ik wegkwam, dacht ik, voordat ik weer vast zou komen te staan in het verkeer.

In Granada kwam ik vervolgens later die avond aan. Ik bleef binnen. Was moe. Had al de hele dag hoofdpijn (wat me er overigens niet van weerhield om van de prachtige autorit te genieten!) en ik keek die avond voor het eerst TV. Nederland-Spanje. Hoe toepasselijk.

De volgende dag ging ik op pad. Roshe Runs aan mijn voeten en de stad in. De bus in en lopen maar. Kathedraaltje in en vervolgens om twee uur een slópende tour door het Alhambra. Ik was kapót om vijf uur en hoewel ik netjes had ontbeten en geluncht, had ik een hónger. Aan het einde van de toer kocht ik, voordat de bus kwam, in het winkeltje aan de overkant van de straat een zakje chips. Ik moest gewoon iets eten. De bus bracht me terug naar het centrum en op het moment dat ik langs een cameraploeg de Calle Gran Via de Colón inliep, liep ik zo'n beetje tegen een processie op. Daar gingen we weer, dacht ik.

Deze boetedoeners waren geel en hun puntmutsen waren rood. Eigenlijk best een vrolijk geheel. Het muziekkorps kwam al gauw en ik was bizar onder de indruk van een van de trompettisten die een solo gaf. Hij stond precies ten hoogte van mij, dus ik zag de uitdrukkingen op zijn gezicht toen hij als een malle stond te blazen. Alles was stil, alleen het geluid dat hij uit dat koperen ding produceerde hoorde je. Hoe knap! De stoet liep verder. Volwassenen, kinderen. En vrouwen. In zwart geklede vrouwen. De vrouwen die ik eerder in Córdoba had zien haasten. Zij liepen dus ook mee. Hadden we die dan in Sevilla gemist?

Maar dat was het nog niet. Waar we in Sevilla Maria voorbij zagen komen zag ik nu iets anders aankomen. Hoog boven alles uittorend. Langzaam mijn kant op komend. Een kruis. een groot kruis. Met daaraan een beeld van Jezus gekruizigd. Hoe imposant!

Langzaam wam hij steeds dichterbij, de trommels en trompetten galmden door de calle en ik geloof dat ik met open mond heb staan kijken. Ik maakte foto's, veel foto's, maar geen enkel beeld kon weergeven wat ik nu meemaakte. De man naast me zette zijn hoed af toen Jezus voorbij kwam. Alsof het Jezus echt was. Bizar. De volgende dag zag ik exact wat ik had gezien op de voorpagina van de krant.

Ik ging het terras op. Schranste een paar garnalen weg en dronk een biertje. Verdiepte me verder in het boek over Andalusië en appte met mam dat we in Sevilla niet alles hadden gezien, toen er opeens weer puntmutsen langs kwamen. Deze waren rood met wit (leek Sinterklaas wel) en ik besloot dat waarschijnlijk elke kerk in de stad en daarbuiten een eigen processie heeft tijdens de Semana Santa. Daarom waren het er ook zoveel!

Ik stond op. Wilde naar het hotel. Dit keer een hotel buiten de stad, zodat ik niet met mijn huurbolide vast zou komen te zitten zoals in Córdoba, maar nadat ik nog even de Zara was binnen gegaan en rustig had gelopen merkte ik dat het steeds drukker werd in de stad. Drukker met mensen, geen auto's. Want straten waren afgezet. De processies gingen door. Ik hoorde de trommels en trompetten. Liep richting de straat waar ik die ochtend uit was gekomen, maar kon er niet langs. Hij zat dicht. Op slot. Ik pakte mijn kaart, liep terug naar de fontijnen bij de straat van eerder die middag en probeerde iets anders. Steegje in, steegje uit, plein op, ander steegje in. Alles liep dood. Alles eindigde op niks. Als ik vol goede moed een steeg inliep, zwart van de mensen, liep ik op tegen een verzameling van mensen achter dranghekken en zelfs podia die waren uitgestald langs de kanten van de wegen. Ik liep onder podia door, werd aan de kant geduwd. Mensen dromden door alles heen en ik? Ik raakte lichtelijk in paniek. Iets wat ik nog nooit eerder had gevoeld. En het geroffel van de trommels vond ik opeens eng, al die mensen vond ik eng en ik kon geen kant op. Het leek wel een film, zo onwerkelijk voelde alles aan. Ik voelde zelfs een traan over mijn wang glijden en niemand zag me. Niemand. Iedereen was druk met zichzelf.

Toen ik voor de driehonderdzevenentachtigste keer bij het plein met de fontijnen uitkwam wist ik niet meer wat ik deed. Ik liep en liep en liep, geen idee waar naar toe en opeens was het rustig. Werd de mensenmassa minder en hoorde ik de enge trommels niet meer. Het was inmiddels pikkedonker, tien uur gaf mijn horloge aan en onder een lantaarn pakte ik mijn kaart. Ik zag meteen waar ik was en stippelde een route uit om bij de bushalte te komen. Ik was de gekte ontsnapt en blijkbaar was dit de enige route uit de hectiek. Ik slaakte een zucht van verlichting. En ondanks dat ik alleen in een donkere straat liep, had ik me de hele avond nog niet zo veilig gevoeld.

Werkelijk op de eennalaatste straat vóórdat ik bij de bus zou zijn vroeg een vriendelijke man of hij me kon helpen. Hij zag dat ik een kaart in mijn handen had. En legde me uit waar ik langs moest, wat ik zelf inmiddels al had bedacht. Ik liep de straat uit, naar beneden (Granada is heuvelachtig!) en terwijl ik de bocht om ging, hoorde ik een bus. Ik lachte, volgens mij hardop, want onder mij liepen mensen die omhoog keken. Naar mij. Ze dachten vast dat ik gek was geworden. En daar hadden ze niet eens ongelijk in. Ik liep naar de bushalte waar meer mensen stonden en net op dat moment kwam mijn bus, lijn S2, aanrijden. Hij stopte pal voor mij. Ik kon zó instappen.
Ik legde twee euro bij de buschauffeur.
"Uno?" vraagt hij.
Ik keek hem vragend aan. Mijn oogleden op mijn knieën hangend.
Ik begreep niet wat hij bedoelde.
"Uno con veinte," antwoordde ik bits. De rit kostte toch één euro twintig?
Of ik één kaartje nodig heb, vroeg hij.
"Ja! Si! Uno!"
Is er nog iemand bij me dan? Ik wilde het hem vragen, maar deed het niet.

Hoewel dat op dat moment wel fijn zou zijn geweest.

dinsdag 31 maart 2015

MÁLAGA, FUENGIROLA, MARBELLA, RONDA, TARIFA, CÁDIZ EN SEVILLA

Het is alweer maandag. En ik ben inmiddels in Córdoba.

Ik was van plan elke dag te schrijven. Over mijn ervaringen en alles wat ik meemaakte. Niet eens zozeer voor lezers, maar meer voor mezelf. Als een soort dagboek. Een openbaar dagboek. Maar slenteren door steden, lange autoritten door de bergen en langs de oceaan en luidruchtige Spanjaarden, maken dat ik 's avonds kapot ben en gewoon geen inspiratie heb om te schrijven.

Overdag wel. Overdag júíst! Wanneer ik alles aan het meemaken ben, denk ik in verhalen. Hoe ik het zal verwoorden, hoe ik het zal zeggen. Hoe ik zou beginnen en natuurlijk pakkend zou eindigen. Maar eenmaal terug in de hotelkamer of het hostelbed ben ik bekaf en kan ik alleen nog maar denken aan slapen. Slaap die meestal niet meteen komt, wat ik wel had gehoopt nu ik vakantie heb.


Maar goed. Córdoba dus. Nét aangekomen. Vanuit Sevilla, waar ik de afgelopen dagen was met mam. Zoveel wil ik over Sevilla vertellen. Maar dan bedenk ik me dat ik het nog niet eens over Málaga heb gehad. En Fuengirola in de stromende regen. En Marbella op een natte zondagmiddag. En El Classico die ik er keek in een bar tussen de Spanjolen. En Ronda. Het prachtige Ronda waar ik mijn ogen uitkeek (alleen al de weg er naar toe!) en snipverkouden werd. En Tarifa, waar ik die dag eindigde in het zonnetje, maar waar het de volgende ochtend weer niets deed dan regenen. Ik bleef binnen en werd op de hoogte gehouden over mijn lieve vriendin D. die juist op die ochtend aan het bevallen was. Om 13:50 uur was Zarèl er en prompt scheen de zon. Ik snelde me als een malle naar buiten en had en héérlijke middag met een boek en een café con leche aan het strand. Wát een fijne middag!


 



De dag erna omhoog richting Cádiz. Langs de Atlantische kust. Wát een prachtige rit. Stoppen bij verschillende plaatsen, de auto uit en het strand op hoppen. Een leeg strand, met een goede windkracht, maar wél zon. Bij Bolonia stopte ik het langst.

Kijk mij nou, dacht ik. Zit ik hier aan de oceaan. We hadden elkaar al eens eerder getroffen. Aan de andere kant op Barbados in 2007 tijdens mijn hoogtijdagen met mijn ex. Zó lang geleden al. Bizar. En nu? Het zand, de zon, de wind, de oceaan en ik. En verder niemand. Behalve mijn snotneus.




Pas laat kwam ik aan in Cádiz. Niet zonder spijt in eerste instantie, maar toen ik de volgende ochtend tijd vond om nog even door de straatjes en pleinen te struinen vond ik het jammer dat ik er niet langer kon blijven. Het was er mooi! En zo romantisch! Maar ik kon niet blijven. Ik moest door. Sevilla wachtte op me en omdat mam daar 's middags zou komen, hopte ik om 10 uur 's ochtends alweer in de auto.


Vier dagen Sevilla. In de zon. Zaterdag 's middags was het opeens 34 graden! Wat een verschil met een paar dagen ervoor toen het soms nog geen 15 graden werd! Struinen deden we desondanks. Avenida de la Constitucion, de kathedraal, Plaza de España, Triana. De stad werd al voorbedreid voor La Semana Santa, de Heilige Week of de Goede Week, de week voor Pasen. De eerste processie was gisteren een feit en maakten we mee. Hoe indrukwekkend! Maskers met puntmutsen, prachtige muziek. Honderden mensen in een grote optocht. En drúk! De avenida zag zwart van de mensen. En mooi! Iedereen was letterlijk op z'n paasbest ("wat bint al dee leu toch deftig vedaag", zei mam) en ik liet mij door de prachtige, modieuze Spaanse vrouwen overhalen tot de hoge taille. Er is weinig zo lelijk als een broek met een lage taille, maar we zijn eraan gewend geraakt. Maar nu is hoog terug! Ik ben blij!


Hier in Córdoba gaat overduidelijk de Goede Week ook niet onopgemerkt voorbij. Een hostel in het oude centrum van de stad had ik geboekt. 35 euro, schoon aan de haak. Tegenover La Mezquita, kon niet beter. Maar toen ik vanavond vroeg aankwam, het was nog licht, zag het wederom zwart van de mensen. Het centrum was weliswaar bereikbaar, maar niet via de wegen die naar het hostel leidden en parkeren was al helemaal geen optie. Vier keer maakte ik een rondje en toen ik de vijfde keer rechtsaf ging in plaats van linksaf met de hoop om aan die kant een parkeerplek te vinden, dwaalde ik steeds verder af. Reed een straat in, die afgezet was, vroeg een politieagent waar ik naar toe moest (hij heette vast Joost, want hij wist het ook niet) en voor ik het wist reed ik op een busbaan op een drukke weg, wat vanavond oogluikend werd toegestaan. Ik werd gek en reed minstens anderhalf uur rond op straten die ik niet kende, reed bijna mensen aan die ik evenmin kende en er kwamen bijna tranen die ik wél goed kende (later meer).

Opeens zag ik een hotel in de verte, langs een avenida. Nog één keer probeerde ik de weg naar het oude centrum terug te vinden, maar dat had ik al snel bezien. Dat hotel, dat paarsverlichte hotel, daar was vast nog wel ergens een leeg bed te vinden. Ik dwaalde weer af, maar mijn coördinatievermogen is inmiddels dermate goed dat ik een paar straten insloeg, links, rechts, opgeschrikt door een motor en invoegende auto's, dat ik pal voor het hotel uitkwam. Ik reed zo de parkeergarage in. Op goed geluk liep ik bepakt en bezakt richting hotel, ervan uitgaande dat ik behoorlijk meer dan 35 euro kwijt zou zijn. Hoe dichter ik het hotel naderde, hoe meer het zweet me uitbrak. Dit was een niet te zuinige, sjieke tent! 100 euro? 150 euro? Nee. 120 euro zou ik maximaal uitgeven besloot ik. Ik móést douchen en slapen!

"Tienes habitaciones?" vroeg ik met een vermoeid gezicht aan de jongen achter de receptie.
"Si, tenemos," antwoordde hij en mijn eerste zorg zuchtte ik weg. Er was plek!
"En de goedkoopste kamer kost..." ging de jongen verder, terwijl hij een rekenmachine pakte. Ik zag zijn vingers al naar de toetsen gaan.
85 euro.
Prima, dacht ik. Naar die jungle in de binnenstad, daar ga ik niet naar terug!

En nu lig ik dus in een vet sjiek bed. Met een beige sprei en donkerrode vloerbedekking. Met zware gordijnen en een ruitmotief op het donkerbruine televisiekastje. Ik voel me net een oud mannetje (ja, gek genoeg een mannetje en geen vrouwtje) en hoop dat het hostel in de binnenstad een andere gegadigde heeft gevonden voor mijn kamer. Ben ik toch zomaar een no-show!

En nu ga ik slapen. Want ik ben werkelijk waar kapot. Liefst slaap ik morgen de hele dag. Maar dat zou zonde zijn van het mooie Córdoba. En de derde dag van de Semana Santa. En dan hierna ook nog naar Granada. En de Sierra Nevada. In vier dagen.

Ik neem denk ik nog wat extra vakantiedagen op om bij te komen...

PS: Even op de fotocollages klikken om ze groter te maken!

dinsdag 24 maart 2015

LLUVIA LLUVIA LLUVIA

Dus ik de dagen voordat ik naar Spanje vloog nog even flink onder de zonnebank.

Mijn huid en de felle Zuid-Spaanse zon zouden geen vrienden van elkaar zijn, had ik me vooraf al bedacht. Jaren Curaçao en Zuid-Amerika hebben me lessen genoeg geleerd. Maar wat denk je? Kom ik aan in Málaga vrijdagavond, régent het!



Nu had ik de weerberichten al wel enigszins in de gaten gehouden, maar de laatste dagen voor vertrek niet meer. Het stemde me namelijk niet echt gerust. "Het is een zegen van God," zei een taxichauffeur die ik zondag sprak. Het had namelijk al twee jaar niet fatsoenlijk geregend hier. Dat dat dan net nú moest gebeuren. Ik zit nog te broeden op een verklaring. Een reden waarom het juist nu moet regenen. Juist nu ik hier ben. Terwijl in Nederland wel gewoon de zon schijnt. En er geen druppel valt. Misschien heb ik deze vakantie niet verdiend. Nee, dat is het niet. Want ik heb hem zeker wel verdiend. Misschien regent het alleen maar zodat alle anderen dingen wel goed gaan. Of misschien is het gewoon een gevalletje domme pech. Want wie verwacht er nou dat hier nu zo zou regenen?

Of ik er een probleem van maak? Welnee. Ik laat me door een paar regendruppels niet gek maken. Mijn plu heeft de strijd met mijn zonnebril ruimschoots gewonnen, maar de bril will strike back. Ik hop gewoon van de ene naar de andere plek, mijn huurauto heeft gewoon verwarming en dat prikkende keeltje en lopende neusje neem ik voor lief. De omgeving is niet minder bijzonder. Het is hier prachtig. Bergen, veel groen, lieve, behulpzame mensen, mooie stranden en ook in de regen wuiven de palmen hier gewoon. Van Málaga naar Fuengirola, naar Marbella, naar Ronda tot Tarifa waar ik nu ben. Een badplaats. Misschien wel het meest zuidelijke punt van Europa. Waar de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee elkaar vinden en in elkaar overgaan.

En weet je wat het mooie is? Vanaf morgen stopt het met regenen. Verschillende bronnen heb ik geraadpleegd, zowel de mensen hier als weersites op internet. Vanaf morgen gaat de zon schijnen! En laat ik nou net van plan zijn om morgen langs de Atlantische kust omhoog te rijden naar Cádiz. Langs de stranden en baaien waar ik nog nooit van gehoord had voordat ik hier kwam. Bolonia, Vejer de la Frontera en de omliggende plaatsjes. Die plu die gaat diep in mijn backpack. Zó diep dat ik hem de rest van mijn reis niet weer zal zien. Joh! Misschien laat ik hem wel achter! En mijn zonnebril gaat op mijn hoofd. Wat zeg ik? Ik plak hem vast. Op mijn hoofd. Want die zon? Die zon die zal schijnen!

En tot die tijd blijf ik in mijn hotelkamer. Met een boek. Lekker warm in bed. Want het strand? Dat is nu echt geen optie. En of ik Tess Gerritsen nou op een strandbed of in een hotelbed lees, het verhaal is er niet minder spannend om.


zaterdag 21 maart 2015

100% ANDALUSIË

Vanmiddag zat ik in het vliegtuig. Inderdaad onderweg naar Málaga.

Toen ik het vliegtuig binnen kwam zocht ik mijn. Stoel 14a. Een mooie stoel bij de vleugel en de nooduitgang pal achter mij en daardoor dus niet direct een passagier achter me. Een man was bezig zijn spullen te installeren en hield de boel een beetje op. Net toen hij ging zitten, kon hij weer gaan staan. Omdat ik voor hem langs moest. We zaten allebei op rijtje 14.

"Misschien hebben we geluk," zei hij tegen me toen ik plaatsnam en constateerde dat de plek in het midden nog leeg was.
"Misschien," antwoordde ik hem, me afvragend wat hij er precies mee bedoelde (erg toch, dat ik er altijd wat achter zoek als een man zoiets zegt?).

We gingen rijden, opstijgen en vliegen. Ik pakte de Linda uit mijn tas en begon hem te lezen. Ik las over Rossana en Bernhard jr. die non-hodgkin aan het overleven waren, de perikelen van Saskia Noort en haar zielige leven nu haar kids het huis uit zijn en ze óók al geen man heeft (haar thrillers zijn fantastisch, maar altijd dat eeuwige gezeik van haar over het niet hebben van een man. Get a life, denk ik dan), over moeders die hun pubers alleen thuislaten zodat ze feestjes kunnen bouwen zonder ouders en over één of andere man die schreef over zijn drie exen (de een een platte kont, de ander kleine tieten en de volgende helemaal klein van stuk. Even serieus. Waarom heb ik überhaupt nog een abonnement op de Linda?). Toen ik hem na dik een uur uit had, pakte ik mijn tas en pakte er een reisgids over Andalusië uit. Geleend van mijn vriendin M. 100% Andalusië getiteld.

De man naast me merkte het op. De steward liep langs en toen ik bij hem een kop koffie bestelde, pakte de man zomaar het boek van mijn uitgeklapte tafeltje.
"Mag ik?" vroeg hij.
"Natuurlijk", antwoordde ik, enigszins verbaasd.
Hij sloeg het boek open, bladerde naar een pagina en gaf het boek geopend aan mij terug, wijzend naar iets in het boek.
Ik keek naar wat hij aanwees en herkende het meteen.
"Dat bent u!" riep ik verrast uit.
De man knikte. Een beetje trots.
Zat ik toch zomaar opeens naast de schrijver van het boek! Hoe bizar.

We kwamen aan de praat. Vooral over hem. Eigenlijk alleen maar over hem. Hij gaf me wat tips en complimenteerde me met hoe goed ik voorbereid was. De plaatsen die hij noemde wist ik allemaal te liggen en ik was blij dat ik van hem hoorde wat ik vooral wel, maar ook beter niet kon doen. Ronda is duidelijk een moetje, Cadiz valt wel een beetje tegen, volgens hem. Sevilla is prachtig en hij raadde me een hotelletje bij het Alahambra in Granada aan. Ik omcirkelde het in het boek (sorry M, maar je ziet er echt bijna niks van) en vervolgens vertelde hij hoe hij in Spanje terecht was gekomen en toch ook weer terug naar Nederland was gegaan. Of ik wel wist dat ik een verouderde editie had en dat hij aan de nieuwste versie van 100% Andalusië geen bijdrage meer had geleverd. We spraken over het leven in Andalusië, de levensstijl van de bevolking, het toerisme, de verkiezingen van aanstaande zondag en de semana santa met de processies van volgende week. Ik luisterde aandachtig naar al het nieuws dat ik hoorde en ik wilde maar wat graag dat het vliegtuig meteen zou landen, zodat ik het allemaal kon gaan ontdekken.

Het viel stil. Hij las verder in zijn boek en ik in het mijne. Tijdens de landing noemde hij nog iets en nadat we stil stonden en het vliegtuig uitliepen heb ik hem niet meer gezien. Ik bedacht me dat zodra ik mijn tas van de bagageband had, de trein had gevonden, een kaartje had gekocht, op het juiste station aan was gekomen, in de regen naar mijn hostel was gelopen en aldaar ingelogd was op de wifi, ik metéén M zou appen.

En dat deed ik. En ik appte mijn familie. En nadat mijn nacho's op het terras kletsnat waren geregend, schreef ik meteen dit stukje.

woensdag 18 maart 2015

ESPAÑA

Ik ga overmorgen op reis. Naar Spanje.


Ik hou van Spanje. Vorig jaar was ik er en het jaar ervoor ook. Barcelona en Valencia. Twee heerlijke steden die zelfs op elkaar lijken. De een wat groter dan de ander, maar de sfeer, het Spaanse zonnetje. Ik vond het heerlijk. Ik schreef hier over Valencia en beloofde mezelf dat ik vaker zou gaan. Naar Spanje. Omdat het er fijn is en omdat het land me goed doet. En het is vlakbij!

Een onnavolgbare drang om de wereld te verkennen noem ik het. De drang om te reizen en nieuwe plekken te ontdekken. Waar het vandaan komt? Waarom ik daar toch zoveel behoefte aan heb? Waarom ik gewoon maar een vliegtuig pak en naar Zuid-Spanje ga? Wat ik daar te zoeken heb?

Het avontuur? Nee, dat is het niet. Of misschien ook wel. Meer het onbekende. Mijn nieuwsgierigheid. Tot mijn twintigste woonde ik in Denekamp. En kende ik alleen Denekamp. Ik voelde me al een vreemde als ik bij mijn vriendin F. op haar flat in Enschede was. Het drukke verkeer, al die bussen op die drukke weg langs de flat. Het leek me geweldig om de wereld te ontdekken. Maar ik had geen idee wat ik allemaal zou tegenkomen.

En toen ging ik. De wijde wereld in. En zag ik veel. Veel meer dan alleen Denekamp en Enschede. Op verschillende plekken over de wereld. En realiseerde ik me dat het zo ook kon. Leven. Gelukkig zijn. Dat er een heleboel verschillende manieren van leven zijn. Verschillende leefstijlen. Verschillende culturen. Verschillende gebruiken. Verschillende moralen en normen en waarden. Nooit meer werd Denekamp zoals het vroeger was. Ik had een peper in mijn reet gekregen en ook ik werd nooit meer zoals ik vroeger was.

Reizen zit inmiddels in mijn bloed. Het stroomt door mijn aderen. Geen groepsreizen of Sunwebvakanties. Geen all inclusive resorts. Geen drukke, overvolle stranden tijdens het hoogseizoen. Geen Hollandse friettenten in typische vakantieoorden. Nee. Rugzak op de rug en gaan. Ticket boeken, auto huren en rijden. Plekken ontdekken, mensen ontmoeten, foto's maken. Relaxen, genieten van wind, van de zon. Andere talen horen en spreken. Vrijheid. Ultieme vrijheid. Dat is het.

Zweverig? Zeurderig? Wellicht.

Ik vlieg op Malagá. Blijf daar een dag en ga dan langs de kust richting westen. Langs Marbella en Ronda richting Gibraltar en Tarifa. Dan omhoog naar Cádiz en nog verder naar Jerez en Sevilla. Na een paar dagen Sevilla richting Córdoba en uiteindelijk via Granada weer terug naar Malagá. In twee weken tijd. Hopsakee! Andalusië verkennen. Het échte Spanje.

Hoewel ik echt niet mag klagen over mijn dagelijkse leven, maar... Even geen werk. Even geen stress. Even geen drukte. Gewoon even alleen mezelf. Zálig!


zondag 9 november 2014

HEERLIJK HAARLEM IN OKTOBER

Ik was in Haarlem begin vorige maand.

Een uitje van het werk. Het jaarlijks terugkerende personeelsweekend, altijd rond dezelfde tijd van het jaar. Vorig jaar waren we in Maastricht. Dit jaar in Haarlem. Ik was er nog nooit geweest. En tevens had ik nog nooit iets negatiefs over Haarlem gehoord. Een leuke stad, een beetje als Amsterdam, maar dan kleiner. Knusser. Gezelliger. Met een rijke historie, veel te zien en veel te beleven. Ik liet me verrassen.

Ik was best onder de indruk van de stad.
De leuke winkelstraatjes met kleine boetiekjes en winkeltjes. De grote geijkte winkels, het marktplein waarvan het zonde is dat er daadwerkelijk nog een markt plaatsvindt, de Bavo, waarin Frans Hals begraven ligt. We maakten een stadstour. Aten een voorgerechtje in een restaurant, maakten een stadswandeling door de beroemde hofjes (Léúk!), gingen voor het hoofdgerecht naar het Pakhuis, maakten in de regen een rondvaart over de Spaarne en doken daarna bij restaurant nummer drie naar binnen voor een toetje. Gauw terug naar het hotel om vervolgens bij XO aan de borrels te gaan.

Iets wat al een tijd geleden was. Borrels drinken. 
Of überhaupt een avondje stappen. Ik weet niet waarom, maar de laatste tijd kwam het er steeds niet van. Druk met de baby's van vriendinnen en van mijn broer, druk met werk - wat overigens wel zijn vruchten afwerpt -, druk met alles. Denekamp is nou ook niet de plek waar het allemaal gebeurt, dus even op de fiets naar de stad is er gewoon niet bij. Het was er weer tijd voor, zal ik maar zeggen.

En het was geslaagd. Collega's zijn collega's en moeten ook gewoon collega's blijven, maar tijdens zo'n weekend en met een lading bier en wijn achter kiezen vervaagt die grens al gauw. Toch probeerde ik wel die grens te bewaken, want de maandag erop moest er gewoon weer gewerkt worden. En dat is toch iets wat niet helemaal met elkaar strookt. En dan zul je net zien dat er iets gebeurt wat al jaren niet gebeurd is. Dat je iemand tegenkomt.

Hóé ging ik dit oplossen?
Ik stond aan de bar drankjes te bestellen. Toen ik me omdraaide stond hij daar. Ik keek recht in zijn grijze ogen. En hij in de mijne. Even bleven we elkaar aankijken. Ik liep langs hem heen. We glimlachten naar elkaar. Ik liep verder, ging dansen met collega's, maar bleef in de buurt van de leuke jongen. Ik probeerde hem te peilen. Hij keek, ik keek terug. En soms andersom. Dan keek ik naar hem en keek hij terug. Hij lachte en knipoogde, maar hij deed niks. Hij bleef gewoon maar kijken. Van een collega kreeg ik een nieuw wijntje, omdat 'die jongen toch geen drankje voor je haalt', zei ze en toen vond ik het mooi geweest.

Voor ik het goed en wel doorhad liep ik op hem af, pakte hem bij zijn hand en sleurde hem mee naar buiten. 
Weg uit de drukte, weg uit het lawaai, de avond in, het donker in. We kwamen aan de praat. Logisch natuurlijk. We bleken even oud. Toevallig. Hoe vaak kom je nou iemand tegen van je eigen leeftijd, die single is? Raar hoe dat kan gaan. We kregen het over werk, over familie, over van alles. Ik was van hem onder de indruk. Zoals ik dat in lange tijd niet was geweest. In héél lange tijd niet was geweest. Ik hoopte dat ik ook indruk op hem had gemaakt.

De dag duurde bijna 24 uur.
Zondags was ik brak. De goedkope kroegwijn voelde ik de hele dag in mijn hoofd. We gingen naar Zandvoort. We kregen salsa-les en konden de hele middag dansen. De zon scheen vólop. We waren dan weer buiten, dan weer binnen. Maar hoe verder de dag vorderde, hoe slechter ik me voelde. Om zes uur gingen we met de bus terug. Terug naar het verre oosten. We reden amper op de snelweg of ik sliep. Een half uur voor aankomst werd ik wakker. Zonder de hamer in mijn hoofd. Topfit!

Ik checkte mijn telefoon regelmatig. In de hoop op een berichtje van de knappe jongen. Maar een berichtje bleef uit. Of ik überhaupt nog iets van hem hoorde of gezien heb na dit eerste weekend van oktober?

To be continued. Or maybe not.



zondag 29 juni 2014

VALENCIA HERMOSA!

Het was gewoon woensdag, donderdag, vrijdag en zaterdag. Maar niet zoals anders.

Ik was namelijk in Valencia. Gisteren, eergisteren, afgelopen donderdag en woensdag. Even drie dagen citytrippen. Samen met mam. Sinds 2010 maken we elk jaar een citytrip ergens in Europa. Gewoon omdat het kan, zeg maar. Londen, Brussel, Wenen en Kopenhagen hadden we al gehad. Dit jaar wilden we allebei naar Valencia. En dus gingen we gewoon.

Wat een leuke stád! Niet te groot, maar ook zeker niet klein. Niet massaal, maar juist knus. Gemakkelijk te fietsen. Een oud centrum met práchtige gebouwen (ik weet het, het klinkt oubollig, maar ik kan daar zo van onder de indruk raken). Het liefst was ik alle gebouwen in gegaan om ze van binnen te bekijken en te fotograferen, maar helaas heb je daar meer dan drie dagen voor nodig. 

Spaanse pleinen, een prachtige kathedraal, el mercado central. Knusse steegjes met terrasjes. Boven je hoofd Spaanse balkonnetjes en olijfbomen. Winkeltjes, honderden restaurantjes. Tapas, paella's, cerveza. Gele gebouwen, witte gebouwen. Smalle straten, grote avenida's, honderden kilometers fietspad, een modern metrosysteem en aan het einde van lijn 5 het strand. La playa de Valencia, Playa Malvarossa. Heerlijk liggen, dan in de zon, dan in de schaduw. Goed insmeren en een goed boek. Tussendoor wat tapas bij een restaurantje langs de kleine boulevard. Het was even drie dagen écht vakantie.

En ook: La ciudad de las artes y las ciencias. De stad van de kunst en de wetenschap. Wat een prominente gebouwen; even leek het alsof ik weer in Dubai was. Het deed er niets aan onder. Een park aan de rand van de stad met zes futuristische gebouwen. Even waande je jezelf in 2030. Wit, strak, modern. Futuristisch. Het ene gebouw huist een discotheek, het andere organiseert exposities. Een operagebouw en een aquarium, een museum en een bioscoop. Indrukwekkend om tussen de gebouwen door te fietsen.

Het weer zat mee. Woensdag en donderdag was het niet te warm, vrijdag was het heerlijk zonnig en dus perfect voor het strand. Heerlijk om even weg te zijn. Om even uit de sleur te zijn. Om even in het zonnetje te zijn, in een andere omgeving. Om 's ochtends vroeg op te staan om er op uit te gaan. Om te gaan ontdekken, te bezichtigen. Om te gaan ontmoeten en te bekijken, in plaats van naar je werk te gaan. Spanje is heerlijk. Het is Europa en toch Zuid-Amerika. Ik spreek de taal, hoewel het heel anders klinkt dan in Zuid-Amerika, waar ik het ooit, niet helemaal bewust, leerde. Het is voor mij een combinatie van beide.

Spanje is te fijn. Vorig jaar werd ik al verliefd op Barcelona. Ik ben om. Ik ga vanaf nu vaker.


maandag 1 juli 2013

VAN DENEKAMP NAAR DENEMARKEN

We waren laatst in Kopenhagen.

Mam en ik. Elk jaar maken we een stedentripje. Londen, Brussel en Wenen hadden we al gehad. We wilden niet vliegen (want duur) en dus zochten we een bestemming die niet al te ver weg was. Praag overwogen we, maar omdat we geen natte voeten wilden, besloten we naar Kopenhagen te gaan. Naar het noorden. Waar we allebei nog nooit waren geweest.

De rit was lang. Ik reed. Bijna 750 kilometer. Prima te doen. Er waren nauwelijks tankstations langs de snelweg in Denemarken en dat was op de heenweg nog wel even spannend. In mijn auto gaat geen lampje branden als de benzine bijna op is. Er gaat iets piepen en dan gaat er een vlakje flikkeren. Ik merkte dat het flikkeren sneller gaat naarmate de benzine minder wordt. Ik geloof dat we het niet nog vijf kilometer langer hadden volgehouden en ik had een flashback naar vorig jaar augustus toen ik met hetzelfde probleem, maar met ander gezelschap en in een andere auto terugreed uit Parijs.

Gelukkig kwam het goed. Wederom.

Kopenhagen was leuk. Niet heel groot, maar wel gezellig. We shopten in de langste winkelstraat van Europa, maar kochten niets (want duur). We lunchten aan de kade met gekleurde huizen (is het Amsterdam? Is het Curaçao? Nee, het is Kopenhagen!). We struinden langs de haven, op zoek naar de kleine zeemeermin. Onderweg kwamen we een prachtig kerkje tegen en eenmaal bij den lille havfrue aangekomen werden we omver gelopen door een heel cruiseschip vol met Japanners. Wonder boven wonder hebben we het voor elkaar gekregen foto’s te maken van onszelf met Ariël op de achtergrond zonder een Jap er bij op. Wist je trouwens dat dat beeldje er al honderd jaar staat, maar pas sinds eind jaren tachtig, toen Hans Christian Anders (nee, niet die gast van de brillen) de populaire Disneyfilm maakte, het nationale symbool van Denemarken is?

Bij het paleis van de koningin (Margaretha de Tweede voor de liefhebbers) waaide het enorm. Ze werd midden op het plein waar het paleis omheen was gebouwd uitgebeeld op een paard en aldaar kwam ik erachter dat de gendarmes behoorlijk charmant waren. Of ik met hem meewilde, vroeg een van hen. Maar dat deed ik mooi niet!

De tweede dag beklommen we de Frederics Kirke en struinden we de rest van Kopenhagen’s straatjes af. We gingen naar Magasin du Nord, het grootste warenhuis van Scandinavië, maar kochten niets (want duur), dronken cappuccino en later Kronenbourg witbiertjes. We lunchten een boterham met aardappelen aan de gracht, tegenover de plek waar naar het leek Anal Tours gegeven werden, ware het niet dat de C voor anal nagenoeg niet te lezen was. Heerlijk in het zonnetje, vol in de wind. We waaiden bijna weg, maar het bier en alle andere lekkernijen smaakten er niet minder om.

De tijd vloog voorbij, het weekend was zo om. Jammer, want ik had nog wel wat langer willen blijven. Al was het alleen maar om het nieuws dat ik een paar dagen later kreeg niet te hoeven horen. De laatste avond haalden we een pizza (want niet zo duur) en besloten we de tank maar alvast vol te gooien, want dan hoefden we dat niet nog de ochtend voordat we weer 750 kilometer voor de boeg hadden, te doen. Hij ging helemaal vol, de tank. Nokkie, tot er niets meer bij in kon. Temeer ook om het euvel van de heenweg enigszins waar mogelijk te vermijden.



Toen we hadden afgerekend en weer in de auto zaten, ik de sleutel in het contact omdraaide en de motor startte, zei mam:
“Zo. De tank is vol. Daarmee komen we Noorwegen wel uit.”