zondag 23 november 2014

LENNY!

Toen ik Lenny Kravitz voor het eerst op tv zag, vond ik hem vréselijk.

1993
Het moet ergens in 1993 zijn geweest. Ik was tien. In die tijd hadden we op zondagochtend altijd de European Top 20 op MTV aan staan. Lenny stond erin. Met Are You Gonna Go My Way. Die dreadlocks, dat vreselijke rode pak. De herrie van de gitaren, die harde drum en dan die rare vrouw achter het drumstel die op er keihard op ramde. Vréselijk! Ik zou er nooit van kunnen houden.

1998
Are You Gonna Go My Way heb ik nooit een mooi nummer gevonden en jarenlang vond ik Lenny Kravitz een creep met zijn vieze kapsel, lelijke tatoos en enge ringen door zijn neus. Maar toen werd het 1998. Ik was inmiddels 16. En kon hele zaterdagmiddagen vertoeven met MTV. Het nummer sprak me niet eens meteen aan, maar toen ik de clip zag gebeurde er iets. Het Caribische sfeertje, de dansende mensen, het geping in het liedje en Lenny. My God, dacht ik! Lenny Kravitz! Ik herkende hem nauwelijks. Waar waren zijn lelijke dreadlocks gebleven? Zijn tatoos waren opeens sexy en de ringen in zijn neus vond ik opeens megacool. Man! Dacht ik. Die Lenny! Die mag er wel wezen.

I Belong To You
Ik nam zijn clip op. Dat deed ik toentertijd. Bij gebrek aan YouTube enzo. Of überhaupt internet. Mooie clips nam ik op. LL Cool J, Spice Girls, Backstreet Boys, 3T, Total Touch, Keith Sweat, Toni Braxton, mijn god, het was zelfs nog voordat JLo doorbrak als zangeres en ik haar alleen kende uit de film Money Train. I Belong To You heette het nummer van de clip. Ik kende het zo goed als uit mijn hoofd.

2014
Zestien jaar later zie ik hem live. In Antwerpen. Afgelopen vrijdag om precies te zijn. Een mega huge-ass fan ben ik nooit van hem geworden, maar een mooie man is hij altijd gebleven. Toch ken ik bijna al zijn nummers. Van My Momma Said tot American Woman, van Let Love Rule tot Fly Away en van Always On The Run tot het nieuwe The Chamber.

Feest
Eén groot feest was het. Het dak ging eraf in het Sportpaleis in Antwerpen. Wát een artiest. He totally rocked the show. Een van de betere concerten waar ik ben geweest. Niet alleen door hem, maar vooral ook door de muzikanten die bij hem op het podium stonden. Samen maakten ze er een feestje van. Juist ook omdat ze de oudere nummers speelden. En wie zat er achter de drums? Je raadt het al. Het mens, dat ik toen raar vond, uit de clip van Are You Gonna Go My Way. Wat een stoer wijf. Fantastisch!  

Sportpaleis
Het Sportpaleis an sich was ook goed geregeld. Na afloop stonden we binnen no time weer buiten. Voor de metro hoefden we niet eens een straat of een plein over te steken. We konden zo instappen. Lenny eindigde om kwart voor twaalf zijn performance en nog geen drie kwartier later lagen we op één oor.

Maar ondanks dat het zo goed geregeld was, was ik toch liever met Lenny himself naar zijn hotel meegegaan. Wishful thinking. Maar een meisje mag dromen, toch?

maandag 17 november 2014

ZO BEN IK.

Afgelopen zaterdag. Bij de Albert Heijn.

Een mannetje wil een karretje pakken, maar snapt niet helemaal wat de bedoeling is.
"Hoe werkt dit?" hoor ik hem roepen.
Ik kijk om, terwijl ik zelf net een karretje pak.
Ik loop naar hem toe, grits 50 cent uit mijn portemonnee, gooi het in het gleufje en pak het karretje voor het mannetje.
Hij haalt zijn beurs tevoorschijn. Geeft me 50 cent in wisselgeld.
Hij lacht naar me.
"Wat ben je behulpzaam," zegt hij.
"Ja," antwoord ik, "zo ben ik."
Ja. Zo ben ik.

zondag 9 november 2014

HEERLIJK HAARLEM IN OKTOBER

Ik was in Haarlem begin vorige maand.

Een uitje van het werk. Het jaarlijks terugkerende personeelsweekend, altijd rond dezelfde tijd van het jaar. Vorig jaar waren we in Maastricht. Dit jaar in Haarlem. Ik was er nog nooit geweest. En tevens had ik nog nooit iets negatiefs over Haarlem gehoord. Een leuke stad, een beetje als Amsterdam, maar dan kleiner. Knusser. Gezelliger. Met een rijke historie, veel te zien en veel te beleven. Ik liet me verrassen.

Ik was best onder de indruk van de stad.
De leuke winkelstraatjes met kleine boetiekjes en winkeltjes. De grote geijkte winkels, het marktplein waarvan het zonde is dat er daadwerkelijk nog een markt plaatsvindt, de Bavo, waarin Frans Hals begraven ligt. We maakten een stadstour. Aten een voorgerechtje in een restaurant, maakten een stadswandeling door de beroemde hofjes (Léúk!), gingen voor het hoofdgerecht naar het Pakhuis, maakten in de regen een rondvaart over de Spaarne en doken daarna bij restaurant nummer drie naar binnen voor een toetje. Gauw terug naar het hotel om vervolgens bij XO aan de borrels te gaan.

Iets wat al een tijd geleden was. Borrels drinken. 
Of überhaupt een avondje stappen. Ik weet niet waarom, maar de laatste tijd kwam het er steeds niet van. Druk met de baby's van vriendinnen en van mijn broer, druk met werk - wat overigens wel zijn vruchten afwerpt -, druk met alles. Denekamp is nou ook niet de plek waar het allemaal gebeurt, dus even op de fiets naar de stad is er gewoon niet bij. Het was er weer tijd voor, zal ik maar zeggen.

En het was geslaagd. Collega's zijn collega's en moeten ook gewoon collega's blijven, maar tijdens zo'n weekend en met een lading bier en wijn achter kiezen vervaagt die grens al gauw. Toch probeerde ik wel die grens te bewaken, want de maandag erop moest er gewoon weer gewerkt worden. En dat is toch iets wat niet helemaal met elkaar strookt. En dan zul je net zien dat er iets gebeurt wat al jaren niet gebeurd is. Dat je iemand tegenkomt.

Hóé ging ik dit oplossen?
Ik stond aan de bar drankjes te bestellen. Toen ik me omdraaide stond hij daar. Ik keek recht in zijn grijze ogen. En hij in de mijne. Even bleven we elkaar aankijken. Ik liep langs hem heen. We glimlachten naar elkaar. Ik liep verder, ging dansen met collega's, maar bleef in de buurt van de leuke jongen. Ik probeerde hem te peilen. Hij keek, ik keek terug. En soms andersom. Dan keek ik naar hem en keek hij terug. Hij lachte en knipoogde, maar hij deed niks. Hij bleef gewoon maar kijken. Van een collega kreeg ik een nieuw wijntje, omdat 'die jongen toch geen drankje voor je haalt', zei ze en toen vond ik het mooi geweest.

Voor ik het goed en wel doorhad liep ik op hem af, pakte hem bij zijn hand en sleurde hem mee naar buiten. 
Weg uit de drukte, weg uit het lawaai, de avond in, het donker in. We kwamen aan de praat. Logisch natuurlijk. We bleken even oud. Toevallig. Hoe vaak kom je nou iemand tegen van je eigen leeftijd, die single is? Raar hoe dat kan gaan. We kregen het over werk, over familie, over van alles. Ik was van hem onder de indruk. Zoals ik dat in lange tijd niet was geweest. In héél lange tijd niet was geweest. Ik hoopte dat ik ook indruk op hem had gemaakt.

De dag duurde bijna 24 uur.
Zondags was ik brak. De goedkope kroegwijn voelde ik de hele dag in mijn hoofd. We gingen naar Zandvoort. We kregen salsa-les en konden de hele middag dansen. De zon scheen vólop. We waren dan weer buiten, dan weer binnen. Maar hoe verder de dag vorderde, hoe slechter ik me voelde. Om zes uur gingen we met de bus terug. Terug naar het verre oosten. We reden amper op de snelweg of ik sliep. Een half uur voor aankomst werd ik wakker. Zonder de hamer in mijn hoofd. Topfit!

Ik checkte mijn telefoon regelmatig. In de hoop op een berichtje van de knappe jongen. Maar een berichtje bleef uit. Of ik überhaupt nog iets van hem hoorde of gezien heb na dit eerste weekend van oktober?

To be continued. Or maybe not.



zondag 7 september 2014

EN OPEENS IS ZE ER...

Ik hoor een geluid. Is dat nou mijn telefoon?

Ik schrik en ben in een seconde klaarwakker. Ik pak mijn telefoon van mijn bedtafeltje en verwacht dat het mijn moeder is. Mijn moedertje die ons laatst allemaal midden in de nacht heeft geprobeerd te bellen omdat ze buikpijn had. Dit is nu vast weer het geval. Ik kijk op mijn telefoon en zie een foto van mijn broer op het display. Ik concludeer dat hij mij aan het bellen is. Niet mijn moeder. Ik kijk op de klok en zie dat het tien voor half zeven is. Wat moet hij nou weer? vraag ik me af. Mij bellen nog voordat de wekker gaat? En opeens komt het binnen.

De baby!!!

Ik neem op. Verschrikt.
"Hoi tante Kim!" klinkt een triomfantelijke stem aan de andere kant van de lijn.
Tante Kim? denk ik. Dat ben ik!
"Echt?" roep ik uitgelaten. "Is ze er al? Ze is veel te vroeg!!"

Ze is er al. Ruim twee weken voor de uitgerekende datum is ze er al. De dochter van mijn broer en schoonzus. Helemaal gezond ter wereld gekomen, Nog geen anderhalf uur geleden. Er gaat van alles door mij heen. Vreugde, verbazing, blijdschap en opluchting. Vooral opluchting. Want ik was toch wel gespannen de afgelopen weken toen die ene datum steeds dichterbij kwam. Gelukkig is het voorbij. En gelukkig is alles goed. Zowel met moeder als dochter. En met vader natuurlijk.


's Middags pas ga ik er naar toe. Naar het ziekenhuis. Want er moet eerst gewerkt worden. Ze is volmaakt. Perfect. Zo klein. Zo ontzettend klein. Ze is net een popje. Ze slaapt. Even drinkt ze bij haar moeder, maar al snel slaapt ze verder. Wakker worden doet ze niet. Af en toe beweegt ze. Een armpje dat beweegt, haar lipjes die zich tuiten. Vier uur lang blijf ik. Elke keer kijk ik naar haar en verwonder ik me erover hoe mooi en volmaakt ze is. Ze lijkt op haar moeder, maar even later lijkt ze op haar vader. Een mengelmoesje.

Ze is een wonder. Zo is ze er niet en was ze er nooit. En zo is ze er opeens en lijkt het alsof ze er altijd was. Ze is opeens een van ons. Hoe klein ze ook is en hoe weinig we haar eigenlijk nog kennen. Ze hoort er meteen helemaal bij.

Die nacht slaap ik als een roos. Ik droom over niets. Niet over tien kleine teentjes of tien kleine vingertjes. Niet over een klein hoofdje of een wipneusje. Ik droom niet over haar. Ik ben te moe. Ik slaap alleen maar.

woensdag 20 augustus 2014

DE KAST DIE EINDELIJK THUIS KWAM

Een paar jaar geleden zag ik hem opeens staan. Strak, wit, groot en veel glas. Bij Ikea Hengelo. Voor 250 euro kon ik hem zo meenemen. Een vitrinekast voor aan mijn nog lege muur tussen de keuken en de woonkamer.

Ware het niet dat ik in die tijd geen baan had. En omdat ik niet alleen Koos Werkloos was, maar ook nog eens Piet Failliet, leek het me geen goed idee een dergelijk bedrag aan een kast uit te geven. Sterker nog, ik kon het me niet eens veroorloven. Ik legde me er bij neer. Het ging hem gewoon niet worden.
     
Toen ik weer werk vond en het allemaal een beetje beter ging, dacht ik nog vaak aan de kast. Maar ook andere dingen vond ik belangrijk, dus de kast bleef altijd een beetje tweede keus. Totdat hij er niet meer was. Bij Ikea. Alleen nog in rood. Knalrood. Maar ja, even serieus. Rood? Dat kán echt niet. De jaren tachtig zijn al dertig jaar passé.

Toch bleef hij in mijn hoofd. Telkens als ik ergens een vitrinekast of een buffetkast zag, dacht ik aan de schoonheid van de Ikea kast. Niets kon eraan tippen. En telkens baalde ik. Dat ik hem niet had gekocht. Dat ie maar zo kort in de collectie heeft gezeten (waaróm toch eigenlijk?) en dat ik net in die periode het me gewoon echt niet kon permitteren. Ik legde me erbij neer en de muur bleef jaren kaal.    

Totdat ik besloot dat het toch echt tijd werd dat er een vorm van muurbedekking plaats moest vinden. Een groot schilderij? Een fotowand? Een muursticker? Een sidetable? Toch die ene buffetkast die ik gezien had, maar het toch net niet helemaal was? Ik twijfelde. En bleef maanden besluiteloos. Marktplaats kwam niet eens in me op, want een tweedehands kast die bij iemand anders in huis heeft gestaan, dat vond ik écht geen optie.

Begin dit jaar verkocht ik zelf wat op marktplaats. Twee dingen zelfs. En besloot ik gewoon maar eens te zoeken naar een vitrinekast. Misschien zou ik dé vitrinekast wel vinden. Maar groot was die kans niet. Wat wél groot was, was mijn verbazing toen ik hem toch vond. De vitrinekast. Jaren na dato. Ik herkende hem meteen op de foto. Dit was de kast die ik zocht.

Ik mailde de adverteerder. Ze bleek uit Glanerbrug te komen. Dat het om de hoek is, is een beetje overdreven, maar dichtbij is het wel. We kwamen een bedrag overeen, maar opeens kwam het toch wel heel dichtbij. De twijfel sloeg weer toe. Ik was warempel gewend geraakt aan die kale muur. Wat zou het raar zijn als er opeens een kast zou staan. En wat moest ik er toch allemaal inzetten? Alles vol in zicht, achter glazen deuren. Ik twijfelde en twijfelde. En liet niets meer van me horen.
                                     
Toch bleef hij in mijn hoofd. Twee weken geleden zocht ik weer op marktplaats. Ik vond er twee, allebei in Zuid-Holland. Niet bepaald om de hoek en sinds ik niet meer werk in de detachering, zag ik mezelf ook niet daar ergens in de buurt komen. En zeker niet met een auto waar het gevaarte in zou passen. Zondags keek ik weer. Alsof de duvel ermee speelde. Want wat zag ik? De kast uit Glanerbrug stond er weer op.

Alle twijfel verdween opeens als sneeuw voor de zon. Zo besluiteloos als ik tot nu toe was geweest, zo zeker was ik nu opeens. Die kast, die stond daar voor mij. Zo vaak had ik hem gezocht en hij liet mij hem vinden. Tot twee keer toe. De kast riep me. Of ik hem alsjeblieft wilde komen halen.

Ik appte mijn beide broers. Degene met de langste auto was de pineut. Woensdags reed jongste broer met me mee om het gevaarte in delen uit Glanerbrug te halen. En als ik voor hem zou koken, wilde hij de kast wel voor me in elkaar schroeven. Alsof ik dat zelf niet kon. Tsss!

En nu staat ie er. Nog geen tijd gehad om hem helemaal in te pakken, maar wel al netjes afgenomen met mijn wonderlijke Jemakodoekjes. Een paar kleine beschadiginkjes, maar verder is hij net als nieuw. Hij staat te pronken van trots, praktisch de hele muur bedekkend. Groots, strak en modern. Hij voelt zich helemaal thuis tussen de andere meubels, dat was meteen duidelijk. Als een vis in het water staat hij daar te staan, uitkijkend op mijn prachtige steigerhouten tafel, die eveneens fier wordt vergezeld door zes hippe stoeltjes. Het is nu af. Het is nu zoals het moet zijn.

Fijn. Heel fijn. Mijn kast is eindelijk thuis gekomen.