vrijdag 24 januari 2014

KO TAO, O, O, OOH!

Ik word geschopt. Tegen mijn been. Zachtjes. Ik schrik wakker.

Ik zie het hoofd van de man die een van de chauffeurs van deze bus is. Hij wenkt me dat ik uit moet stappen. Ik kijk op de digitale roodcijferige klok voorin de bus. Het is inderdaad vier uur. Zoals hij voordat we gisteravond om tien uur vertrokken had gezegd toen ik hem vroeg hoe laat we er zouden zijn. Of ik naar Ko Tao ging, vroeg hij. Ik beaamde dat en hij gaf aan dat hij me zou laten weten waar ik uit zou moeten stappen.

Het ging toch sneller dan ik dacht. De busreis van zes uur. Tot één uur was ik klaarwakker. De lichten in de bus gingen om 11 uur al uit, waardoor ik niet verder kon lezen in Saskia Noort. Bizar vond ik het dat ik zat te lezen over nieuwe Nederlandse huizen in een vinexwijk waar een echt Hollands stel met al zijn perikelen zou gaan wonen, terwijl ik in een oncomfortabele Thaise bus vol Thaise mensen en zelfs twee monniken met kale hoofden en oranje gewaden zat en van Bangkok op weg naar Chumpon was. Het Thaise vrouwtje dat naast me zit bood me haar zaklamp aan zodat ik toch verder kon lezen maar ik sloeg het af. Na een kwartier baalde ik er al van. Ik was totaal niet moe en terwijl alle andere passagiers met gemak de slaap leken te vatten, bleef dromenland voor mij een nog verdere bestemming dan Ko Tao.

Toch ben ik blijkbaar in slaap gevallen. Ik herinner me nog een heel harde claxon van waarschijnlijk onze eigen buschauffeur waar ik van wakker schrok. Het zal me maar gebeuren dacht ik. Dat we een ongeluk krijgen en dat ik nooit meer een vinexwijk in het echt zal zien. Laat staan dat ik er ooit zal wonen en ik vroeg me meteen af of dat iets voor mij zou zijn. Ik bedoel, ik ben 31. Zou zo'n huis dan niet allang realiteit moeten zijn? Of in ieder geval een plan moeten zijn, al dan niet concreet. In plaats daarvan zit ik in een aftandse Thaise bus tussen een tiental Thaien bijna te verongelukken.

Ik sta op. Het vrouwtje naast mij groet me, maar het Thais is nog erger dan Chinees voor me, dus ik heb geen idee wat ze zegt.
"Ko Tao?" vraagt ze. Blijkbaar zitten er vaker blonde mensen in deze bus die hetzelfde traject afleggen als waar ik nu mee bezig ben.
Ik knik. Ja. Ko Tao. Een eiland. Met strand en zon en zee. Waar ik een week ga blijven. Heerlijk. Ik kijk er al een paar dagen enorm naar uit. Vooral de afgelopen dagen in Pai. Waar ik vanochtend om negen uur deze reis al ben begonnen. 's Avonds lag ik met twee vesten en dikke sokken aan in de hangmat op de veranda van ons houten huisje, zó koud was het er. Dat zal op Ko Tao niet nodig zijn en de gedachte hieraan doet me bedenken dat dát het deze reis die nu al bijna twintig uur duurt, waard zal maken.

Het vrouwtje zegt iets tegen me. In haar taal. Engels spreekt ze niet. Zoals heel veel mensen in Thailand overigens niet. Waarschijnlijk wenst ze me veel plezier en zegt ze me dat ik goed op mezelf moet passen. Ik loop weg en ze geeft me het pakje drinken dat alle passagiers voordat de bus vertrok, hebben gekregen. Moederlijk stopt ze het me toe. Dan hoef ik tenminste geen dorst te lijden. Ik lach naar haar, zeg 'Thank you' (dát zal ze toch wel begrijpen?) en ik loop weg. De bus uit.

Buiten is het gelukkig niet koud. De man die me zonet wakker schopte pakt mijn tas uit de bagageruimte, geeft hem aan mij, stapt de bus weer in en rijdt weg. Weg. Daar sta ik dan. Om vier uur 's nachts, in the middle of de Thaise nowhere. Ik vraag me af waar de pier is en hoe ik er moet komen. De boot gaat om zeven uur, dus ik heb tijd genoeg. Maar het is donker en ik ben alleen. En al mijn spullen, ook de waardevolle, heb ik allemaal aan mijn lijf hangen in twee rugzakken. De charme van het backpacken. Het avontuur. Een bus instappen en dan maar zien of het allemaal goed komt. Over een paar uur weet ik het. Dan lig ik met een cocktail aan het strand. Als het goed is.

Ik ga zitten op een prompverloren bankje als ik in de verte een scooter hoor aankomen. Er zit een Thais mannetje op. Hij stopt praktisch voor mijn neus en komt op me af.
"Ko Tao?" vraagt hij me. Ik knik. Er zitten vast vaker toeristen met lelijke outfits en een stel rugzakken om vier uur 's nachts op dit bankje. Hij zegt dat hij een taxi is, dat hij me naar de plek van de boot zal brengen. Voor 20 bath.
Ik vind het raar. Ik vraag hem hoe ver het is. Maar vijf minuten, antwoordt hij in heel gebrekkig Engels en ik verbaas me erover dat ik het Thaise Engels steeds beter versta.
"En mijn tassen dan?" vraag ik, een beetje lacherig. Alsof we die allebei meekrijgen op dat scootertje. Hij gebaart. Loopt op me af, pakt mijn grote backpack en zet hem voor zich neer op de scooter.
"No problem!" roept hij en ik loop naar hem toe. Doe mijn rugzak op mijn rug en stap bij de man achterop de scooter. Hij rijdt weg en ik vraag me af waar we in godsnaam naar toe gaan. Het avontuur van het backpacken, bedenk ik me. Ik vind het stiekem leuk, gaaf zelfs, maar ben ik niet veel te oud voor deze dingen?

Het mannetje stopt. We zijn niet bij een pier.
"Here you buy ticket for boat!" zegt hij en ik zie voor me een kantoor van Lompraya, de organisatie die inderdaad de bootreis verzorgt. Ik stap af, geef de man zijn geld en loop naar het kantoor. Open vanaf vijf uur, lees ik. Dat is het nog niet, dus ik nestel me met al mijn spullen op een bankje. Achter me vertrekt een trein. De nachttrein die ik eigenlijk had willen pakken vanuit Bangkok, maar die ik niet meer kon halen. Er staan een stuk of tien backpackers in meest vreselijke outfits op het perron. Allemaal in hetzelfde schuitje als ik. En ondanks dat ik een paars vest aan heb, een veel te wijde zwart-witte Thailandbroek én cognackleurige nepUggs eronder draag, voel ik me nog stijlvoller dan de rest van de mensen om mij heen. Geen uigezakte dreadlocks, geen ongekamd haar, geen palestinasmakkers, geen verwilderde kop en geen wietogen. Maar charmant? Nou nee.

Om vijf uur gaat het loket open. Ticket voor de boot, ticket voor de transfer naar de pier, alles is binnen vijf minuten geregeld. Wat een organisatie, bedenk ik me. Dagelijks gebeurt dit twee keer. Al die mensen. Al die toeristen die naar de eilanden willen. Vier verschillende. Ik had natuurlijk ook een vliegtuig kunnen pakken, maar de prijs van een ticket was zo schrikbarend hoog dat ik die mogelijkheid meteen uit mijn systeem wiste. Dan maar omslachtig en wat langer onderweg. De sticker waar Tao op staat die ik net kreeg van de mevrouw achter de balie, plak ik op mijn vest. Zodat ze me er niet op het verkeerde eiland uit gooien.

Het wachten duurt lang. Een Spaanstalig gezin komt aan en ik versta werkelijk álles wat ze zeggen. Ik vind het grappig en goed van mezelf. Dat ik het Spaans nog steeds goed beheers, beter nog dan Duits, terwijl ik het nooit meer spreek. Ik concludeer dat ze uit Venezuela komen. In ieder geval uit Zuid Amerika en sowieso niet uit Buenos Aires. Dat ik dat kan horen, bedenk ik me. Het accent. Een paar keer sta ik op het punt om met ze te praten. Maar dat betekent dat ik dan echt wat moet zeggen en het is vijf uur 's nachts. Ik heb nauwelijks geslapen en heb geen zin in praten. Dus ik zeg niks. Ik pak Saskia Noort er weer bij.

Mensen beginnen te lopen. In de straat staat een bus. Een touringcar. Het is nog steeds donker. Ik loop mee met de menigte. Mijn tas wordt onderin de bagageruimte gegooid en ik ga bovenin aan het raam zitten. Ik zit nog niet of mijn ogen vallen dicht. Amper twintig minuten later gaan ze weer open. Het is opeens licht. Voor me zie ik water. We zijn bij de pier.

Als ik uitstap staat er een menigte van jewelste al te wachten om aan boord te gaan van de catamaran. Ik check mezelf in en sluit achteraan in de rij. Achter een jongen, die ook alleen is. Een beetje typisch is hij. Een rood petje, een ongeschoren gezicht (waarom hou ik daar zo van?) en wat hij aan heeft valt me niet eens op. Mijn ogen prikken. Mijn hoofd voelt licht. Het lijkt alsof alles niet echt gebeurt. Alsof ik hier niet echt ben. Ik ben moe. Hij begint te praten. Ik hoor dat hij uit Australië komt, maar toch vraag ik hem waar hij vandaan komt. Hij vroeg het mij ook en vertelde zonet dat hij in Amsterdam en in Leiden is geweest. Leuk, denk ik. Daar gaat iedereen altijd naar toe. Waarom gaat er nooit eens iemand naar Enschede? Ik vraag hem uit welke stad hij komt. Hij mompelt iets onverstaanbaars.
"Have you heard of it?"
Ik schud mijn hoofd.
"Don't think so. Is it a big city?" vraag ik.
Er ontstaat een lach op zijn gezicht.
"No, not really. It's just the capital of Australia that nobody's ever heard of."
Ik schiet in de lach. Hij maakt zeker een geintje.
"O Canberra!!" roep ik uit. Natúúrlijk heb ik daar van gehoord. Ik voel me bijna beledigd dat hij denkt dat ik Canberra niet ken! Ik! De topospecialist. Ik haalde er altijd tienen voor. Ik vond het het allerleukste op school. En dan zou ik Canberra niet kennen. Ik plaag hem en zeg dat hij het raar uitspreekt. Hij lacht om me. Leuk.

Als we over de pier naar de catamaran lopen geeft hij me een hand. Hij zegt dat hij Lym heet. Lym? Seriously? Ik zeg dat ik Kim heet en dat dat rijmt. Hij spelt zijn naam en hij zegt dat het Iers is, nadat ik hem lacherig vraag hoe het kan dat hij godsnaam zo heet. We kletsen nog even en eenmaal op de boot loopt hij naar boven. Ik twijfel of ik achter hem aan zal gaan, maar dat vind ik aanstellerig. Ik loop gewoon naar binnen. Geef mijn tas af en ga zitten. Een grijs afvalzakje wordt in mijn handen geduwd. Alle overige passagiers krijgen er ook een. De Australiër zei net al dat de zee heel wild was. Ik dacht dat hij een grapje maakte en besluit ter plekke dat ik niet ziek ga worden.

De eerste golf dient zich nog niet aan of de man achter mij gaat met een bombarie van hier tot Tokyo (hoewel dat vanuit hier helemaal niet zo ver is) over zijn nek. Ik vind het vies, ben blij dat ik hem niet zie, maar merk dat hij niet de enige is. De Thaise Golf is inderdaad goed op dreef vandaag en ik vraag me af of meneer Australië daar boven op het dek net zo misselijk als ik begin te worden. De jongen naast me grist zijn zakje uit zijn schoot en begint hem vol te spugen. Ik pak een zakje tissues, dat ik een paar uur geleden op het treinstation heb gekocht omdat ik naar de wc moest, uit mijn tas die voor me staat en geef er een paar aan hem. Ook het meisje naast hem begint te kotsen en ik gris weer naar de tissues. Als een moeder overste die voor haar kroost zorgt. Maar dan houdt moeders zelf het niet meer. Ik open het zakje en kots hem voor mijn gevoel helemaal onder, ware het niet dat mijn maag nagenoeg inhoudsloos is. De whopper van de Burger King van gistermiddag is natuurlijk allang verteerd en heeft al een mooi plekje gevonden op mijn dijen (die kon er immers ook nog wel bij) en daarna heb ik eigenlijk niets meer gehad. Het is gal wat ik uitspuug. Vocht. Vies vocht. Maar het moest eruit. Ik knijp de zak dicht en kijk op mijn horloge. We moeten nog zeker een uur, maar ik voel me wel beter. Ondanks dat de boot meermalen bijna kapzeist, doezel ik in slaap. Ik ben te moe en niet misselijk genoeg om wakker te blijven. Met het zakje kots (gal) en een lege zak op mijn schoot word ik om negen uur wakker. Het eerste eiland dient zich aan. Er stapt bijna niemand van de boot. Bij het tweede eiland, inderdaad Ko Tao, mijn eiland, zal het leuk worden. Bijna iedereen heeft een roze sticker. Bijna iedereen gaat naar Tao. De boot stopt weer, amper vijf minuten later. Het rode petje van Mr. Austalia zie ik door het raam voor bij gaan. Hij is druk in gesprek met een man die naast hem loopt. Hij heeft alweer een nieuw maat je gevonden. Ik loop naar voren, zoek mijn backpack die onder een lading andere bagage terecht is gekomen en wurm me door de menigte naar buiten. De pier op. Na 25 uur reizen. Welkom op Ko Tao.

Ik had natuurlijk vanuit Nederland ook een vliegtuig naar Curaçao kunnen pakken. Dan was ik acht uurtjes later op een eveneens prachtig eiland aangekomen met zon, zee en strand. Waar ik de mensen ken en de taal versta. Waar ik als het ware altijd een beetje thuis kom. Maar nee. Curaçao ken ik op mijn duimpje. Dat was weer niet goed genoeg. Nee, het moest anders. Een ander land. Een ander werelddeel. Ik moest zo nodig naar Thailand en naast de rest van dit prachtige land de tropische eilanden van hier ontdekken. De reis duurde veel langer. Was omslachtiger. Helser. Erger kán bijna niet. En ik bedenk me een ding.

This island better be a good one!

Geen opmerkingen :

Een reactie posten